Nood aan een project België 2.0 Open brief aan links in Franstalig België
Vorig jaar publiceerde ik het boek, “La N-VA expliquée aux francophones.” Daarin licht ik niet alleen de oorzaken van het succes van de N-VA toe, maar ik heb het ook over de verhoudingen tussen de twee grote taalgemeenschappen in dit land, met haar rijkdommen, paradoxen en karikaturen. Bij boekvoorstellingen in Brussel of Wallonië krijg ik nogal eens de vraag “wat kunnen wij Franstaligen doen om de Vlamingen te helpen in de strijd tegen het Vlaams-nationalisme en tegen extreemrechts?” Ik zeg dan altijd dat die strijd op de eerste plaats door de Vlamingen zelf moet gevoerd worden en dat Franstaligen wel een belangrijke rol kunnen opnemen. Ik heb mijn antwoord uitgeschreven in deze brief.
De dag na de verkiezingen van 26 mei 2019 lanceerden verschillende Franstalige organisaties een oproep om te betogen tegen extreemrechts. Uiteraard moeten we onze weerbaarheid en verzet tegen extreemrechts blijven tonen. Maar wat is het effect ervan? Die vraag hoor ik maar weinig. Sociale actie is niet enkel een kwestie van goede bedoelingen en een militante houding, maar ook en vooral van strategie, gebaseerd op heldere analyses en gedreven door waarden. Die strategie zie ik vandaag niet, noch langs Franstalige noch langs Nederlandstalige kant. Ik denk dat we het anders moeten aanpakken. Laten we een zakelijke analyse maken van de centrifugale en centripetale krachten en van de democratische en ondemocratische krachten in dit land. Waarna de volgende vragen rijzen: Wat kan Franstalig links doen om de centripetale en democratische krachten in Vlaanderen te versterken en de centrifugale en ondemocratische krachten in Vlaanderen niet te voeden maar te verzwakken? Idem voor de rol van links in Vlaanderen ten aanzien van Franstalig België. Laten we van dat debat geen moreel debat maken, in de zin van een debat waarbij de ene zich moreel probeert te verheffen boven de ander. Anders bemoeilijken we het debat en het leerproces. Dit soort dialoog voeren we te weinig en vergt een inspanning van ons allen. Het legt immers de verantwoordelijkheid voor wat over de taalgrens gebeurt ook een deel bij mij. Wat Franstaligen doen of niet doen, zeggen of niet zeggen, heeft een impact op wat in Vlaanderen gebeurt. Dat is in zekere zin vanzelfsprekend, maar zal bij sommigen misschien leiden tot verontwaardiging. “Het zal nog onze fout zijn als Vlaanderen massaal voor rechts en extreemrechts stemt!”. Dat is niet mijn boodschap. Het zijn uiteraard de Vlamingen die verantwoordelijk zijn voor de resultaten van de verkiezingen in Vlaanderen. Franstaligen kunnen links in Vlaanderen wel helpen in hun strijd tegen extreemrechts en het Vlaams-nationalisme. Daar wil ik het hier over hebben. Op zich verdient dit onderwerp een lang essay. Ik ga me in deze brief beperken tot enkele grote werven.
De Antwerpse historicus Vincent Scheltiens heeft in zijn baanbrekend werk “Met dank aan de overkant” haarfijn en met tal van voorbeelden toegelicht hoe het gebruik van karikaturen al sinds de 19de eeuw in dit land schering en inslag is. Hoe deze oude patronen hertaald en geherlanceerd worden, ook door partijvoorzitters en ministers, zowel Nederlandstaligen als Franstaligen. Langs Nederlandstalige kant is er een constant debat over het taalgebruik van de politici en politieke partijen, vooral over de N-VA en het VB. Langs Franstalige kant lijkt me dat debat veel schraler. Om maar een voorbeeld te geven. Philippe Moureaux noemde minister-president Luc Van den Brande ooit “Gauleiter de la Flandre.” Dat was electoraal voor Moureaux interessant en terzelfder tijd een fantastisch geschenk aan Vlaams-nationalisten en extreemrechts in Vlaanderen. Langs Franstalige kant wordt dat soort uitspraken bijna nooit betwist. Zo creëert Franstalig België het beeld unaniem achter dat soort uitspraken te staan. Het zwijgen van links in Franstalig België consolideert de voorstelling door Vlaams-nationalisten van een België met twee gemeenschappen, twee blokken die tegenover elkaar staan.
Olivier Luminet, professor psychologie aan de UCL, en een aantal andere academici pleitten al in 2008 voor een “dialogue des mémoires”, dat je zou kunnen vertalen als herinneringsarbeid. Want ons land heeft twee collectieve geheugens en dat bemoeilijkt het samenleven en faciliteert het gebruik van karikaturen en de centrifugale krachten. Waarom is er geen grote mobilisatie om van dit soort herinneringsarbeid werk te maken? Dan raak je het DNA van dit land. Het zal niet moeilijk zijn om in Vlaanderen daarvoor bondgenoten te vinden. Professor Geert Buelens deed al een analoge oproep.
Een voorwaarde voor het goed functioneren van een federale staat is het aanvaarden van interne grenzen, ook al zijn die per definitie arbitrair en zijn er altijd argumenten om de een of andere correctie door te voeren. Toch volgt vanuit Franstalige kant af en toe een pleidooi voor de uitbreiding van het Brussels Gewest. Dat is een fantastisch geschenk voor de Vlaams-nationalisten en extreemrechts. Ik hoor dan nooit Franstaligen dat soort pleidooien betwisten. Natuurlijk zouden Vlaamse progressieven assertiever moeten zijn over het respect voor de taalwetgeving in Vlaanderen. Er is werk langs beide kanten. Het respecteren van de taalgrens en de wettelijke bepalingen op gebied van bescherming van taalminderheden lijkt me een van de belangrijkste voorwaarden om naar een duurzame communautaire pacificatie in dit land te gaan. Franstalig en Nederlandstalig links hebben hier werk voor de boeg.
Vlaanderen, Brussel en de Duitstalige Gemeenschap hebben een “project”, in de zin van een visie op hun toekomst, gedragen door belangrijke krachten in die drie gefedereerde entiteiten (in Vlaanderen is er een continue strijd over de inhoud van dat project, maar zoals we weten duwen de sterkste krachten wel in dezelfde richting). Het project van Wallonië is voor mij niet duidelijk. Dat van België zie ik ook niet. Er is de sociale zekerheid, maar hoe fundamenteel ook, het lijkt me een illusie te denken dat dit volstaat. De mensen die al jaren zeggen dat raken aan de sociale zekerheid het einde van het land zou zijn, hebben zich trouwens vergist. Bij de vorige staatshervorming ging de kinderbijslag naar de gemeenschappen en kwam er een bres in de sociale zekerheid. Er is volgens mij dringend nood aan een project België 2.0, een project dat in Vlaanderen kan concurreren met het huidige Vlaams-nationalistisch project. Een project dat niets te maken heeft met het oude “Belgique de papa” en niet nationalistisch is. Wie bekommerd is om het samenleven in dit land en zich afzet tegen nationalisme en extreemrechts, zou hier moeten mee bezig zijn, maar ik zie geen taalgrensoverschrijdende initiatieven in die zin. Hoe kan het Vlaams-nationalistisch project vertraagd of gestopt worden, als er geen ander wervend project is?
Het succes van extreemrechts en het Vlaams-nationalisme in Vlaanderen is de verantwoordelijkheid van de kiezers in Vlaanderen. Nederlandstalige progressieven moeten uiteraard op de eerste plaats in eigen boezem kijken. Waarom zijn er zoveel meegegaan in het Blairisme? Waarom is er in Vlaanderen niet meer mobilisatie op gebied van de bescherming van mensenrechten? De brief aan links Vlaanderen moeten jullie maar schrijven. Hoe dan ook, links in Franstalig België kan heel wat belangrijke en nuttige dingen doen om de centrifugale en extreemrechtse krachten in Vlaanderen het hoofd te bieden. Sommige vergen samenwerking over de taalgrens heen, zoals het definiëren van een nieuw project België 2.0, andere niet, zoals het terugfluiten van Franstalige politici die electoraal scoren én tegelijkertijd het Vlaams-nationalisme versterken. We staan op een tweesprong. Het zal ook van ieder van jullie afhangen of en wat er in 2030 te vieren valt in dit land.
Fijne dag nog,
Luc Barbé