President Obama en het Belgische nucleaire regime
Het was een pijnlijke afgang voor de regering. Ze werd door het parlement in een cruciaal dossier teruggefloten. Het was juni 1955. De Amerikanen wilden met ons land in de nucleaire sector enkel samenwerken als er speciale wetgeving zou goedgekeurd worden. Ondermeer op het gebied van de beveiliging van kernmateriaal en nucleaire installaties. Daarbij gaat het om het verhinderen dat dieven, terroristen of spionnen kernmateriaal of nucleaire expertise zouden stelen of een aanslag zouden plegen op een nucleaire site. Het opstellen van de wet werd toevertrouwd aan de Belgische generaal De Vijver. Hij legde zijn huiswerk voor aan de Amerikanen en kreeg er groen licht voor. Het was een wetsontwerp zonder voorgaande. Alle in het wetsontwerp voorziene misdrijven zouden behandeld worden door militaire rechtscolleges, een unicum in het Belgisch recht. De parlementsleden lieten hun tanden zien, schrapten die bepaling en herschreven ook andere belangrijke artikels van het ontwerp. Het was een van de weinige keren dat een meerderheid in het parlement de democratie en de rechtsstaat met moed en succes verdedigde tegen het nucleaire regime.
De wetenschapster Gabrielle Hecht heeft in haar boek “The radiance of France. Nuclear Power and national identity after World War II” op schitterende wijze de werking van nucleaire regimes beschreven. Net als politieke regimes oefenen nucleaire regimes macht uit. Ze willen technologische, bestuurskundige en politieke ontwikkelingen sturen. Nucleaire regimes zijn zeer robuust. Hun werking wordt maar weinig beïnvloed door de samenstelling van de regering. Ze ontsnappen aan normale democratische regels op het gebied van openbaarheid en controle. In 1955 stond het Belgische nucleaire regime nog in de steigers. Nu, 60 jaar later, beschermt het zich met tal van regels en wetten tegen de wil van de kiezer en de ijver van onderzoeksjournalisten en parlementsleden.
Het is dan ook niet te verwonderen dat we van een buitenlands staatshoofd, president Obama, moesten vernemen dat er plutonium en hoogverrijkt uranium van België naar de Verenigde Staten werd overgebracht. Heel weinig mensen waren hiervan op de hoogte. We weten vandaag nog maar heel weinig over de operatie. Waar lag dat nucleair materiaal? Van waar is het afkomstig? Ligt er nog dergelijk materiaal in ons land, en zo ja, waarom? Dat weten we allemaal niet. Toch was er in de pers en bij de publieke opinie nauwelijks ophef over de mededeling van Obama. Waarom? We zijn niet meer in 1955 toen er nog een beetje debat was over de spanning tussen de rechtsstaat en de nucleaire sector. Er is in die 60 jaar stap voor stap een heel grote gewenning opgetreden ten aanzien van het uitzonderingsregime waarvan de nucleaire sector geniet. Ik geef een paar voorbeelden van dat uitzonderingsregime. In de wetgeving op het gebied van openbaarheid van bestuur zijn er speciale uitzonderingen voor de nucleaire sector. Hoeveel Electrabel aan de overheid betaalt voor opslag van nucleair afval is staatsgeheim. Zelfs de parlementseden mogen dat niet weten. De recente overeenkomst tussen de Belgische Staat en GDF-Suez over de verlenging van de levensduur van Tihange 1 mocht door onze parlementsleden enkel ingekeken worden. Ze kregen geen kopie en mochten zelfs geen nota’s nemen! Het Studiecentrum voor Kernenergie (SCK) wil een nieuw soort kernreactor bouwen,”MYRRHA”. De raming van het budget is opgelopen van 100 miljoen tot 1 miljard euro! Toch kan en mag het parlement de budgetten van MYRRHA niet ernstig controleren. Vorige maand nog sprak staatssecretaris Servais Verherstraeten tijdens een bezoek aan het SCK zijn volle steun uit voor het project. Het nucleaire regime heeft zijn steunpilaren in de Wetstraat.
Naast het debat of kernenergie een veilige en betrouwbare bron is voor elektriciteitsproductie, is er dus een tweede debat dat minstens even belangrijk is. Is het normaal dat we van een buitenlandse president moeten vernemen dat er in het kader van een grote veiligheidsoperatie plutonium en uranium uit ons land naar de VS gestuurd wordt? Is het normaal dat het nucleaire regime ontsnapt aan de in dit land algemeen aanvaarde regels van transparantie en parlementaire controle? Dat debat zou in de volgende legislatuur hoog op de agenda moeten staan. Bijvoorbeeld op basis van een rapport van een speciale parlementaire commissie die haarfijn het functioneren van het nucleaire regime uitvlooit en een inventaris maakt van alle regels en reglementen die dat uitzonderingsregime in stand houden. Een commissie met parlementsleden met evenveel moed als hun voorgangers die in 1955 de regering terugfloten. Waarna de samenleving kan beslissen of ze die regels wil behouden of niet. Misschien zullen de verdedigers van het nucleaire regime antwoorden dat die uitzonderingsregels noodzakelijk zijn voor het overleven van de nucleaire sector. Het zal in dat geval aan de samenleving zijn om te beslissen of ze verder de democratie wil opofferen om dat regime in stand te houden.