Syrië, de uitzichtloze strijd van de barbaren

Opiniestuk, gepubliceerd op de website van de Wereldmorgenop 11 september


Vorige woensdag zijn in Aleppo 19 doden gevallen bij bombardementen. Onder de doden zouden zeven kinderen zijn. Dat heeft het Syrische Observatorium voor Mensenrechten laten weten. De  horror in Syrië duurt nu al maanden. Met schokkende beelden.  Tanks die woonwijken beschieten en onschuldige burgers die neergemaaid worden. Leegbloedende kinderen in ziekenhuizen met een schrijnend gebrek aan personeel en materiaal. Houdt het dan nooit op? Vietnam, Irak, Oost-Congo, Afghanistan.., de lijst met landen die de laatste zeventig jaar verminkt werden door oorlog of burgeroorlog lijkt maar aan te groeien. Gelukkig klopt dit beeld niet. We gaan er op vooruit. Oorlog & burgeroorlog worden marginaal en legers die doelbewust burgerslachtoffers maken, worden meer en meer levende anachronismen.

Laten we even teruggaan naar de laatste maanden van de Tweede Wereldoorlog. Onder bevel van generaal Curtis LeMay bombarderen Amerikaanse vliegtuigen gedurende vele maanden tientallen Japanse steden. De zwaarste aanval is die op Tokyo op 9 en 10 maart 1945. Niet minder dan 1.665 ton bommen worden gedropt op de stad. Daarbij zijn er fosfor- en napalmbommen. Ongeveer 100.000 burgers worden gedood – meer dan bij de atoombom op Nagasaki-, en 41 km2 stad wordt volledig in as gelegd. De Amerikaanse luchtbombardementen op de Japanse steden in 1945 hebben 300.000 à 400.000 burgerslachtoffers gemaakt. Miljoenen mensen werden dakloos. Het levert generaal Curtis LeMay tal van onderscheidingen op.


Kan u zich voorstellen dat de Verenigde Staten vandaag een stad bombarderen zoals Tokyo bombardeerde? Dat is niet meer denkbaar. Zelfs een bombardement op een stadje van 10.000 inwoners is ondenkbaar. Zoiets zou leiden tot een mondiale storm van verontwaardiging waar zelfs grootmacht Verenigde Staten moeite mee zou hebben. Het zou haar positie op wereldvlak bijzonder zwaar aantasten. Meer en meer mensen wereldwijd pikken dit soort massavernietigingen niet meer. Elk burgerslachtoffer in een oorlog is er één te veel, denken meer en meer mensen, en gelukkig maar.
De Verenigde Staten zijn zich daar al bewust van tijdens de oorlog in Irak in 1991 en lanceren het begrijp ‘chirurgische aanval’, kwestie van duidelijk te maken dat ze met hun supergeavanceerde technologie heel precies militaire doelen kunnen bereiken zonder de burgerbevolking te treffen. Gebeurt dat toch eens, dan noemen ze dat ‘collateral damage’, een onbedoeld neveneffect. Wat eigenlijk neerkomt op onschuldige burgerslachtoffers.
Het begrip ‘collateral damage’ puilt natuurlijk uit van cynisme maar illustreert ook hoe de geesten zijn geëvolueerd. Generaal Curtis LeMay zou die term in 1945 nooit gebruikt hebben. Integendeel, hij pakte fier uit met de resultaten van de bombardementen op de Japanse steden. Bij de oorlogen in Irak en Kosovo moest supermacht Verenigde Staten zich in bochten wringen en creatieve communicatietechnieken ontwikkelen om zich te verantwoorden over burgerdoden. Of neem nu de recente oorlog in Libië. De NAVO is er bijzonder voorzichtig opgetreden om toch maar geen burgerslachtoffers te maken. Ook al zouden er vijf of tien burgers sterven in een bombardement, de NAVO wist heel goed dat de beelden van het bombardement en de slachtoffers op een paar uur de wereld zouden rondgaan en immense schade zouden toebrengen aan de operatie. Dat zijn heel belangrijke vaststellingen. Ze illustreren het sterk toegenomen medeleven om medeburgers die we niet kennen, ver van ons, in landen waar we nauwelijks banden mee hebben. Het begrip ‘vijandelijke bevolking’ – zoals we dat eeuwen gekend en gecultiveerd hebben - heeft in veel landen geen betekenis meer. De militair of politicus die vandaag generaal Curtis LeMay citeert, “There are no innocent civilians”, marginaliseert zichzelf compleet.
Wetenschapper Steven Pinker heeft in zijn boek “The Better Angels of our Nature: Why Violence has declined” met pakken cijfermateriaal aangetoond dat het aantal oorlogen en het aantal oorlogsslachtoffers de laatste decennia sterk gedaald is. Hoe schokkend de beelden uit Aleppo of Damascus ook zijn, dergelijke toestanden worden echt wel uitzonderlijk. Dat doet de vraag rijzen of de media en het middenveld niet te eenzijdig berichten over geweld. Vandaag krijgen we bijna enkel slecht nieuws. Dat kan bij sommige mensen tot verontwaardiging en engagement leiden, maar evengoed tot berusting en passiviteit. Terwijl de positieve boodschappen – de barbaren zijn aan het verliezen – mensen kunnen inspireren, motiveren en hoop geven. Moeten we dus niet harder roepen dat de Assads van deze wereld aan het verdwijnen zijn en samenwerking en overleg tussen en binnen landen de regel geworden is? Voor alle duidelijkheid: dit is geen pleidooi om de gruwel te censureren. Syrië, Oost-Congo en andere brandhaarden verdienen integendeel meer aandacht in de media. Maar ik pleit dus om complementair hieraan ook het ruimere, historische perspectief meer in de verf te zetten. Oorlog en burgeroorlog zijn geen fatum. Als de trend van de laatste decennia zich doorzet, zullen onze kinderen geen Syrische of Afghaanse toestanden meer op TV zien.  Assad & co behoren tot een uitstervende groep barbaren. Hun agonie kan nog jaren duren, maar is ingezet. Dit inzicht kan ons extra motiveren om ons steentje bij te dragen aan het doen verdwijnen van oorlog en burgeroorlog overal ter wereld.

Even terug naar Generaal Curtis LeMay. Op 12 januari 1946 kreeg hij een belangrijk Belgisch ereteken, La Croix de guerre. Zouden we, uit respect voor de tienduizenden Japanse slachtoffers, dit ereteken niet intrekken?