Uranium en spionnen in Belgisch Congo
Susan Williams is onderzoekster aan de School of Advanced Studies van de Universiteit van London. Ze schreef eerder een belangrijk boek over de dood van Dag Hammarskjöld. De gewezen secretaris-generaal van de Verenigde Naties kwam om bij een nooit opgehelderd vliegtuigongeluk tijdens een vredesmissie in Congo. Nu heeft Williams zich jaren verdiept in een nauwelijks gekend luik van de geschiedenis van Belgisch Congo, het optreden van een speciale Amerikaanse geheime dienst in Congo tijdens de Tweede Wereldoorlog. Inzet: verhinderen dat uranium van Congo naar nazi-Duitsland zou gesmokkeld worden en dat Hitler een kernwapen zou bouwen. Ze raadpleegde daartoe recent ontsloten Amerikaanse en Engelse archieven en kreeg op die manier toegang tot nieuwe informatie. Het resultaat is een intrigerend boek: Spies in the Congo, the race for the ore that built the atomic bomb.
Uranium
Dat de eerste atoombommen op Hiroshima en Nagasaki[1] konden worden gemaakt dankzij uranium van de mijn van Shinkolobwe in het toenmalige Belgisch Congo is algemeen gekend. Geologen kenden in die tijd geen andere uraniummijn in de wereld met zo grote hoeveelheden bijzonder rijk uraniumerts. De VS kochten alles op en sloten een akkoord met eigenaar Union Minière en de Belgische regering om een voorrecht op de productie te hebben. De VS wilde absoluut vermijden dat andere landen – nazi-Duitsland en Rusland – uranium zouden kunnen kopen en de atoombom konden ontwikkelen. De VS wist dat nazi-Duitsland ook een kernwapenprogramma had en wilde de eerste kernwapenrace winnen. Het uranium uit Belgisch Congo was in die jaren voor de VS dus de allerbelangrijkste grondstof. De controle over de mijn van Shinkolobwe was cruciaal om de eerste atoombommen te kunnen maken.
Susan Williams beschrijft hoe de VS elite-eenheden van een speciale geheime dienst, de “Office of Strategic Services”, in Congo inzette om te verhinderen dat er uranium uit Congo in verkeerde handen zou vallen, in de eerste plaats nazi-Duitsland. Die dienst moest opereren in het grootste geheim. Zelfs Amerikaanse diplomaten in Congo waren niet op de hoogte van hun missie. Maar in de kleine blanke gemeenschap in Congo was het moeilijk om niet op te vallen. Inventiviteit was dan ook troef: de ene trok rond als ornitholoog, de andere als gorilla-expert en nog een andere was handelaar in zijde. Het boek beschrijft in detail het komen en gaan van de spionnen, hun methodes en hun moeilijkheden. De communicatie is een nachtmerrie, malaria en andere ziektes vellen verschillende Amerikaanse spionnen en een topspion ontsnapt aan drie moordpogingen, wellicht uitgevoerd door nazi-spionnen. Williams wijdt ook uit over de zeer moeilijke relaties met de Belgische overheden. De VS had dan wel een kaderovereenkomst met de Belgen over de aankoop van het uranium, maar slechts een handvol mensen wisten daarvan. Gezien het grote strategische belang, was alles wat uranium betreft topgeheim. De woorden “uranium” en “Shinkolobwe” werden bijna nergens genoteerd, zelfs niet uitgesproken. Alleen wie echt op de hoogte gesteld moest worden, kreeg elementaire informatie. Dat bemoeilijkte 70 jaar later het werk van onderzoekster Williams. Belangrijke zaken werden enkel mondeling doorgegeven en een deel van de codetaal kon ze niet meer ontcijferen: “Zeg de grote man dat ik de ivoren zoutborden heb, maar ik vond geen manier om ze op te sturen.” Zinnen die je verwacht in een spionageroman of –film, maar die Williams dus echt in de archieven vond.
Belgische ambtenaren wantrouwenden Amerikanen die plots opdoken in Elisabethville (nu Lubumbashi). De Belgische Staatsveiligheid had in Congo personeel dat buitenlanders goed in het oog hield en een van de Amerikaanse spionnen strikte, waarna hij naar de VS moest terugkeren. Naast de VS had trouwens ook het VK een aantal spionnen in Congo, waarmee de VS soms wel en soms niet samenwerkte en wat leidde tot heel complexe situaties. Williams heeft het over Congo als een broeinest van spionnen.
Diamanten
De Amerikanen konden geen smokkel van uranium van Congo naar nazi-Duitsland vaststellen, wat volgens de auteur onder meer te wijten aan de zeer professionele activiteiten van de Amerikaanse elite-eenheden. Ze konden wel een belangrijk smokkelcircuit van diamanten naar nazi-Duitsland blootleggen. Daarbij zou een Belgische topambtenaar en iemand van de Belgische Staatsveiligheid betrokken zijn. Bij die smokkel werd gebruik gemaakt van Belgische diplomatieke valiezen, stelt een Amerikaans rapport. De diamanten waren absoluut noodzakelijk in Hitlers wapenprogramma.
Willliams citeert ook verschillende keren Amerikaanse bronnen die zeer wantrouwig waren ten aanzien van Union Minière en Belgische ambtenaren. Ze werden verdacht van sympathie voor nazi-Duitsland, al konden de Amerikanen dat nooit echt hard maken. De beschrijving van het Belgisch koloniaal regime in die tijd bevestigt wat we weten: een strikte scheiding tussen blank en zwart en een paternalistische en autoritaire houding van de Belgen ten aanzien van de Congolezen. Op de eindeloze reeks feestjes en recepties van de kleine, blanke gemeenschap vloeit de champagne en whisky rijkelijk.
De meest fascinerende figuur in het boek vond ik Jean Decoster[2], een Belg en linkse activist, die een krant uitgaf, cursussen boekhouding voor de Congolezen organiseerde en opkwam voor hun rechten. Hij werd gevolgd door de Belgische staatsveiligheid en kwam meermaals in aanvaring met de koloniale overheid.
De afwezige meerderheid
Williams wijst herhaaldelijk op de afwezigen in het verhaal: de zwarte bevolking van Congo. Zij mocht de mijnwerkers leveren voor de uraniummijn, mannen die blootgesteld werden aan ongezonde arbeidsomstandigheden. Dat was geen punt voor de Belgen. De Congolezen wisten niets over het belang van het uraniumerts - al gold dat ook voor 99,9% van de kolonialen. Zelfs de meeste Amerikaanse spionnen wisten niet waartoe het uranium zou worden gebruikt. Ze wisten enkel dat het ongelooflijk belangrijk was. De medische gevolgen van de uraniumontginning voor de (gewezen) werknemers en omwonenden zijn nooit grondig onderzocht. Een beperkt onderzoek leverde alvast onrustwekkende resultaten op.[3]
LESSEN VOOR BELGIë
Wat nieuw voor me was, was de smokkel van (industriële) diamanten van Congo naar nazi-Duitsland. Hitler had die absoluut nodig voor zijn wapenindustrie. Bovendien, stelt Williams, zouden er Belgen bij betrokken zijn, onder meer een hoge ambtenaar en iemand van de Staatsveiligheid. Wat was trouwens de rol van Forminière, het Belgische bedrijf dat in Congo diamanten ontgon en in het boek herhaaldelijk genoemd wordt? Wie was van die diamantsmokkel op de hoogte en kon de Belgische Staatsveiligheid die niet verhinderen? Gaat het hier om economische collaboratie die tot nu toe onder de radar bleef?
Williams kon duizenden documenten van de Amerikaanse veiligheidsdiensten raadplegen[4]. Bij ons is dat ondenkbaar. Enkel parlementaire onderzoekscommissies, zoals die naar de moord op Lumumba, krijgen toegang tot de archieven van onze veiligheidsdiensten. Anderen mogen het vergeten. Als dat in de VS kan, waarom bij ons niet? Net alsof wij grotere belangen hebben dan de VS. Het gaat hierbij om archieven van 70 jaar oud. Waar is het probleem? Wat zou het risico zijn om die openbaar te maken? Het is dus hoog tijd dat de federale regering onze veiligheidsdiensten verplicht hun archieven uit die periode te openen voor onderzoekers. Het zou meer klaarheid kunnen scheppen over een periode waarin ons land een cruciale rol gespeeld heeft in de wereldgeschiedenis. België leverde immers niet alleen het uranium voor de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki, maar ook voor vele honderden Amerikaanse atoombommen na de Tweede Wereldoorlog. Union Minière, nu Umicore, maakte het grootste deel van zijn archieven dan wel toegankelijk, maar er blijven nog veel vragen over die periode onbeantwoord. Over bijvoorbeeld de relaties tussen de Belgische veiligheidsdiensten en Union Minière en over de relaties tussen Union Minière en de Belgische regering in ballingschap in London. Hoog tijd dat het boek van Susan Williams een vervolg krijgt, op basis van toegang tot Belgische archieven.
[1]Er was voordien al, op 16 juli 1945, een test met een atoombom in de woestijn van New Mexico.
[2]Een biografie is te vinden in deel VIII van de Dictionnaire Biographique des Belges d’Outre-Mer, zie http://www.kaowarsom.be/fr/ebooks
[3][3] C.L.N. Banza et al., “High human exposure to cobalt and other metals in Katanga, a mining area of the Democratic Republic of Congo”, Environmental Research (2009), 109: 745-752. Elsevier. I.F. 3.04. Zeventien metalen en niet-metalen werden onderzocht.
[4]Een voorbeeld: In 2008 stelden de National Archives meer dan 35.000 persoonlijke fiches over personeelsleden van de Office of Strategic Services ter beschikking van het publiek.